Naam: Postma
Voornamen: Meindert
Roepnaam: Meindert, Alias “de Witte”
Geboortedatum: 21-10-1927
Geboorteplaats: Drachten
Wonende: Noorderbuurt 24 te Drachten
Rang / Beroep: Korporaal / Rijwielhersteller
Identiteitsplaatje: 12315
Eenheid: 1st Dutch Bomb Disposal
Overlijdensdatum: 29-05-1945
Overlijdensplaats: Helenaveen
Doodsoorzaak: ten gevolge van een landmijnexplosie
Begraafplaats: Zuiderbegraafplaats te Drachten, graf reeds geruimd
Gedenkplaats: Herdenkingsmonument voor Mijn- en Munitieruimers
Zie ook: Hoe groot kan iets kleins zijn

.
Overige informatie:

Meindert Postma was een zoon van Oetze Postma en Trijntje Postma-Wassenaar. Meindert had twee oudere broers, Job en Oebele en een zusje genaamd Tinie. Twee zusjes met de gelijknamige naam Lijsbert Elisabeth en een broertje genaamd Oetze waren op jonge leeftijd overleden, wat veel verdriet met zich had meebracht voor het gezin. De familie Postma had een meubelzaak in Drachten (Friesland). Tinie, Meindert’s zus, herinnert zich dat het hard werken was in de zaak en dat hun vader streng was tegenover de kinderen. Meindert had soms problemen met zijn vader, wat mogelijk de motivatie was voor zijn avontuur in het reeds bevrijde Zuid-Nederland. Aangezien er in de herfst van 1944 geen brandstof meer beschikbaar was besloten Meindert en zijn buurjongen Lute Numan om hout te gaan halen in het nabijgelegen dorp Olterterp. Ze kwamen echter niet terug in de avond. Hun ouders konden geen zoektocht starten vanwege de dreiging om gearresteerd te worden wegens het overtreden van de avondklok. Het is goed mogelijk dat Meindert en Lute op de hoogte waren van de berichten van Radio Oranje over de geallieerden die optrokken vanaf de landing in Normandië. Tinie herinnert zich namelijk dat Meindert interesse had in techniek en elektriciteit, op hun zolder lagen draden en het leek erop dat hij bezig was met het bouwen van een illegale radio om naar verboden radiostations te luisteren.

Omdat Meindert loog over zijn leeftijd was hij pas 17 jaar toen hij, na zijn verdwijning met Lute, in Breda in dienst trad bij het Canadese leger, bij het 1st Dutch Bomb Disposal Company (later No. 1 Netherlands Mine Lifting Company). Niemand weet precies hoe Meindert en Lute in Brabant terecht zijn gekomen, gezien de bruggen over de grote rivieren streng bewaakt werden en het moeilijk was om zonder de juiste contactpersonen door de linies te komen. Meindert volgde een opleiding aan de Britse mijnenschool in Knokke (B) om mijnen te ruimen, hij werd bevorderd tot korporaal en hield zich in bevrijd Zuid-Nederland bezig met het ruimen van landmijnen en andere explosieven. Samen met sergeant Jean Dirven en korporaal Herman Schutte werd Meindert naar De Peel in Deurne gestuurd. Hier lagen zeer verraderlijke S-mijnen die op 21 november 1944 door de Duitse “Kampfgruppe Hübner” gelegd waren. Deze S-mijnen, in het Duits ook bekend als “Schrapnell- Splitter- of Springmine” en voor de geallieerden voornamelijk bekend als “Bouncing Betty”, is een beruchte antipersoonsmijn. Wanneer geactiveerd, springen deze mijnen omhoog en exploderen ter hoogte van de heup. Bij deze explosie worden talloze scherpe stukken staal in alle richtingen verspreid. De militairen werden ingekwartierd bij slagerij Van Goch aan de Schoolstraat 140 in Deurne, de slagerij bestaat nog steeds en is nu gevestigd aan het Martinetplein 72. Volgens correspondentie tussen de families Postma en Van Goch voelde Meindert zich erg op zijn gemak in dit gezin, hij werd “de Witte” genoemd vanwege zijn hoogblonde haar, wat later in dit verhaal nog zal blijken.

Twee weken na de bevrijding kwam Meindert plotseling bij zijn ouderlijke winkel in Drachten aan de deur. Zijn vader had gezegd dat de deur altijd open moest zijn, zodat Meindert op elk moment naar binnen kon. Er ontstond een grote menigte voor de winkel toen de jonge Meindert in het uniform van de Prinses Irene Brigade terugkeerde en zijn familie was erg trots op hem. Volgens Tinie voelde het alsof hij was herrezen uit de dood, omdat ze al die tijd niets van hem hadden gehoord. Toen hij thuis was heeft hij de graven van zijn broertje en zus schoongemaakt, Tinie beschreef hem als een gevoelige jongen. Meindert bleef drie dagen in Drachten, daarna zwaaide Tinie afscheid op de hoofdbrug in het centrum, waar Meindert in een Canadese legerwagen stapte en terug ging naar Brabant.

Nog geen week later, op 29 mei 1945, was Meindert met Franciscus van den Eijnden en onder leiding van Sergeant Jean Dirven bezig met het ruimen van mijnen aan de Lagebrugweg in Helenaveen. Franciscus was een burgermijnopruimer uit Liessel en was in dienst bij het Militair Gezag (Burger Dienst opruiming Mijnen). Ondanks dat ze goed op de hoogte waren van alle gevaren die het mijnenruimen met zich meebracht, besloten ze tijdens het werk foto’s uit te wisselen. Hierbij heeft een van hen per ongeluk de ontsteker van een S-mijn geactiveerd met zijn mijnenprikker, waardoor deze mijn in de lucht sprong en detoneerde. De detonatie leidde tot de gedeeltelijke onthoofding van beide mannen. Na het ongeval verleende een pastoor de laatste sacramenten aan Franciscus maar weigerde dit te doen voor Meindert, omdat deze niet katholiek was.

Het is begrijpelijk dat Tinie’s moeder het nieuws niet kon bevatten en haar emoties uitte door te schreeuwen toen ze het nieuws van de dominee hoorde, het was hun vierde kind dat ze verloren. Meindert werd met veel respect thuisgebracht, rustend in een loden kist en vervolgens met een plechtige militaire begrafenis ter aarde besteld op de Zuiderbegraafplaats in Drachten. Er waren talloze mensen aanwezig bij de plechtigheid. Leden van de Prinses Irene Brigade droegen zijn kist, terwijl minstens 25 militairen van zijn compagnie hun eer betuigden. Tinie herinnerde zich nog levendig het indringende geluid van geweerschoten en de helm die op de kist geplaatst werd. Ook in de kranten werd uitgebreid aandacht besteed aan deze gedenkwaardige gebeurtenis.

De familie Van Goch uit Deurne besloot een dag later een condoleancebrief te sturen naar de familie Postma. In de brief gaven ze aan dat ze zich erg verward voelden, omdat Meindert “hun eigen jongen” was die in hun gezin woonde. Ze beschreven Meindert als een vrolijke, opgewekte en vriendelijke jongen die geliefd was bij iedereen. Daarnaast benoemden ze dat ze katholiek waren en daarom ervoor kozen om geen geld uit te geven aan een krans, maar wel wilden bijdragen aan een Heilige Mis voor Meindert zijn zielenrust, ze vonden het passender om op deze manier afscheid te nemen.

De auteur van dit artikel, die onderzoek doet naar alle oorlogsslachtoffers van en in de gemeente Deurne, heeft Tinie een hoogblonde haarlok van Meindert “de Witte” geschonken. Deze haarlok werd bewaard door Wilhelmina Adriana (Mien) Toonders-Van Goch, die de haarlok al 67 jaar lang gekoesterd had. Volgens het bijbehorende briefje moest de haarlok bewaard blijven, tenzij deze aan de nabestaanden van Meindert werd overhandigd. Het is mogelijk dat Mien, destijds 17 jaar oud, een oogje had op Meindert tijdens zijn verblijf in Deurne. Het is ook mogelijk dat ze de haarlok als een dierbare herinnering heeft bewaard aangezien Mien ook een haarlok van korporaal Herman Schutte, die eveneens was ingekwartierd bij slagerij Van Goch, bewaarde. Maar hierover meer in het volgende hoofdstuk over de verraderlijke Duitse S-mijnen in de Peel. Tinie, als laatste overlevende familielid, heeft op haar beurt ervoor gekozen om de haarlok te schenken aan het Fries Verzetsmuseum in Leeuwarden. Op deze manier voelt ze dat de herinnering aan haar broer niet verloren gaat en dat zijn leven een waardevolle betekenis krijgt.

Meindert wordt, naast deze gedenkpagina, ook genoemd op het monument van de Explosieven Opruimingsdienst in de Sergeant-majoor Scheickkazerne in Soesterberg, waar op 6 november, de oprichtingsdatum van de dienst, elk jaar alle moedige militairen worden herdacht die bij dit gevaarlijke werk zijn omgekomen.

Overlijdensregister

Meindert Postma in zijn Canadees uniform

De Heerenveensche Koerier: onafhankelijk dagblad voor Midden-Zuid-Oost-Friesland en Noord-Overijssel, 01-06-1945

Drachtster Courant, bericht van overlijden

Drachtster Courant 03-07-1945

Meindert Postma (links) en zijn collega’s maken een PMD-3 mijndetector klaar voor gebruik. De staande militair met winterjas heeft een lange “prodder” (mijnenprikker) in zijn hand. De rechter knielende militair heeft een lange prodder tussen zijn elleboog en heup geklemd. Op de grond ligt wit markeerlint waarmee afgezochte stroken in het mijnenveld worden gemarkeerd.

Nederlandse SS’ers uit kamp Vucht bij het mijnenprikken, waarschijnlijk ergens op de Schans in de Neerkant. Ze worden bewaakt door Nederlandse Militairen.

Beneden een foto van een S-Mine, één van de vele soorten mijnen die in de Peel geruimd werden.

Sergeant Jean Dirven