door Richard Schoutissen | Stichting Oorlogsslachtoffers | 26 januari 2022

Julius Dettmann
Julius Dettmann Signature

De jaarlijks terugkerende consternatie en negatieve publiciteit over de dodenherdenking (Volkstrauertag) op de Duitse militaire begraafplaats in Ysselsteyn en de daarbij soms begrijpelijke reacties over de SS’ers, collaborateurs, en oorlogsmisdadigers, heeft ons doen bewegen om verder onderzoek te doen naar een van de meest besproken persoon uit deze groep oorlogsdoden die op deze bijzondere begraafplaats zijn laatste rustplaats heeft… Julius Dettmann.

Dettmann staat bekend als de Duitse officier van de Sicherheitsdienst die op 4 augustus 1944 een telefonische tip zou hebben gekregen van de vermoedelijke verrader van Anne Frank en de zeven andere onderduikers die in het achterhuis van het grachtenpand op de Prinsengracht 263 in Amsterdam zaten ondergedoken. Online is  weinig tot geen informatie over Julius Dettmann voorhanden, laat staan hoe hij er daadwerkelijk uit zag. Zo vindt u op enkele sites ten onrechte een foto van een Duits gevechtspiloot bij zijn naam afgebeeld. Door ons onderzoek proberen we u, als bezoeker van onze site, meer informatie te geven over- en een gezicht te geven aan een van de meest gehate persoon in Nederland, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog.

◁ Julius Dettmann | © Stichting Oorlogsslachtoffers

Julius Dettmann werd geboren op 23 januari 1894 in Ponarth, een stadsdeel van de toenmalige Oost-Pruisische hoofdstad Königsberg-Preußen (heden Kaliningrad, Rusland). Hij werd geboren als zoon van transportondernemer Friedrich Dettmann en Bertha Dettmann, geboren Lenzner, Julius werd door zijn ouders gedoopt en opgevoed als protestant.

Van zijn 6e tot 14e levensjaar bezocht Dettmann de lagere- en basisschool in zijn geboorteplaats, daarna kwam hij in 1908 als handelsleerling in dienst bij een manufacturenwinkel in Königsberg-Preußen. Nadat zijn leertijd in 1912 beëindigd was, werkte Julius als Kaufmann (handelaar of koopman) voor verschillende bedrijven. In oktober 1914 melde Dettmann zich als vrijwilliger voor 2 jaar bij het 1. Ostpreußisches Feldartillerie-Regiment Nr. 16 (1e Oost-Pruisische Veldartillerie-Regiment Nr. 16) in Königsberg. In juni 1914 werd hij overgeplaatst naar de veldartillerieschool in Jüterbog, waarmee hij in 1914 ook het veld in ging. Nadat Dettmann een jaar met deze troep had deelgenomen aan de campagne, werd hij overgeplaatst naar de luchtafweereenheid, waar hij tot het einde van de Eerste Wereldoorlog verbleef. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd hij bevorderd tot korporaal, later tot Vizewachtmeister (sergeant-onderofficier) en in 1918 werd Dettmann uit het leger ontslagen. In januari 1919 sloot Dettmann zich weer aan bij zijn oude eenheid in Königsberg en in maart 1919 werd hij ingedeeld bij de Militärischen Polizeistelle (marechaussee). Nadat deze in oktober 1919 was omgevormd tot de Landesgrenzpolizei (Staatsgrenspolitie), werd Dettmann in politionele dienst genomen en tegelijkertijd definitief uit de Heeresdienst (legerdienst) ontslagen.

Julius Dettmann was drager van het Ehrenkreuz des Weltkrieges (Erekruis voor de Wereldoorlog) en het Eisernes Kreuz 2. Klasse ( IJzeren Kruis 2e klasse). Met zijn lengte van 1.74 meter was hij redelijk sportief te noemen, hij behaalde het “SA-Sportabzeichen in Bronze” (bronzen Sportinsigne van de Sturmabteilung), het “Reichssportabzeichen in Bronze” (bronzen Rijksinsigne voor Sport), zoals ook het “Deutsche Lebens-Rettungs-Gesellschaft Abzeichen in Bronze” (bronzen Duitse reddingsmaatschappij insigne).

Op 23 april 1920 huwde Dettmann, inmiddels in de rang van Grenzpolizeiwachtmeister (wachtmeester binnen de grenspolitie), met de op 3 mei 1896 en eveneens in Königsberg geborene Auguste Marie Gertrud Goß, dochter van rijksambtenaar Hermann Goß en diens vrouw Auguste Goß, geboren Funk. Uit dit huwelijk werd in Königsberg, op 29 maart 1921, een zoon genaamd Frank Julius geboren. Tijdens zijn werk bij de recherche werd Dettmann herhaaldelijk overgeplaatst, zijn laatste overplaatsing voor het begin van de Tweede Wereldoorlog was op 1 mei 1934, van de recherche van Wuppertal naar de rijkspolitie van Koblenz. Op 2 januari 1936 betrekt het jonge gezin een woning aan de Schwerzstraße 5 te Koblenz.

.

Julius Dettmann telephone book

.
Zo is Julius Dettmann dan ook te vinden op het bovenstaande adres in het historische telefoonboek van Koblenz, echter met de volgende spellingsvariant; “Dittmann, Julius, Kriminalbezirkssekretär” (Secretaris van het strafdistrict), in een latere druk (1939-1940) werd de achternaam goed gespeld; “Dettmann, Julius, Kriminalsekretär” (strafsecretaris).

Julius Dettmann telephone book
▵ Einwohnerbuch für Stadt- und Landkreis Koblenz | Stichting Oorlogsslachtoffers

De woning aan de Schwerzstraße 5 in Koblenz bevond zich tegenover de Joodse begraafplaats “Rauental”, deze werd tijdens de Kristallnacht (in de nacht van 9 op 10 november 1938) verwoest. De grafstenen werden tijdens de nazi-tijd o.a. gebruikt voor de bouw van een trap in de tuin van een kleuterschool in Koblenz-Lützel zoals ook voor het nationaal-socialistische moederhuis in Koblenz. De joden die tussen 1938 en 1942 stierven en in Koblenz werden begraven, mochten in de nazitijd geen grafsteen krijgen.

Voor het bewijs van zijn Arische afkomst had Dettmann dringend de geboorteakte nodig van de in 1872 overleden meester-schoenmaker Adolf Linzer, zijn grootvader van moeders kant, op 28 juli 1939 schrijft hij dan ook een verzoek naar het Katolische Pfarramt (Katholiek Parochie Kantoor) in Schippenbeil (nu Sępopol, Polen). De geboorteplaats van zijn grootvader is echter noch in de katholieke noch in de protestantse kerk terug te vinden, er wordt gezegd dat hij een immigrant uit Salzburg was. In de kleine SS-Ahnentafel (kleine SS-Kwartierstaat) staat te lezen dat Julius grootvader van vaders kant een buitenechtelijk kind is, in het kerkregister bij de geboorte van het kind staat niets vermeld over de vader.

Op 1 oktober 1939 werd Dettmann, onder nummer 7220240, lid van de Nationalsozialistische Deutsche Arbeiterpartei (Nationaalsocialistische Duitse Arbeiderspartij) en is zijn functie inmiddels die van Kriminal-Obersekretär (hoofd strafsecretaris). Zijn echtgenote Gertrud werd lid van het NSF NS-Frauenschaft (Vrouwenorganisatie van de Nationaal-Socialistische Duitse Arbeiderspartij) en het NSV Nationalsozialistische Volkswohlfahrt (Nationaal Socialistisch Volkswelzijn). Op 15 december 1941 werd Julius Dettmann, onder nummer 414783, lid van de Schutzstaffel oftewel SS (beschermingsafdeling). Gelijktijdig wordt hij bevorderd tot SS-Untersturmführer (tweede luitenant) en in opdracht van het Reichssicherheitshauptamtt (overkoepelende veiligheidsdienst van het Derde Rijk) toebedeeld aan de Stapo-leitstelle Posen (Hoofdkwartier staatspolitie te Posen) (heden Poznań, Polen). Op 10 april 1940 betrekt de familie Dettmann een woning aan de Ackerstraße 17 in Posen en op 9 november 1942 wordt Julius Dettmann wederom bevorderd, nu tot SS-Obersturmführer (eerste luitenant).

Julius Dettmann
Julius Dettmann | © Stichting Oorlogsslachtoffers

Door het grote verlies van documenten als gevolg van de oorlog is het helaas niet ongewoon dat er in de archieven geen of slechts enkele verwijzingen naar individuele soldaten kunnen worden teruggevonden, het blijft vooralsnog onduidelijk waar, wanneer en welke functies Dettmann nog meer bekleedde.

Uiteindelijk werd Dettmann 1943 via Den Haag in Amsterdam gestationeerd, zijn laatst bekende woonadres was Cliostraat 65 in Amsterdam, slechts enkele minuten lopen naar zijn nieuwe werkplek aan de toenmalige Euterpestraat 99, in zijn dossier staat echter “Gestapo, Apollolaan 99” te lezen. Over Kriminalinspektor, SS-Obersturmführer Julius Dettmann zijn over zijn periode in Nederland een aantal getuigenverslagen te vinden. Hij wordt in deze verslagen o.a. omschreven als “dapper, maar een ongelooflijke ploert en sadist”. Zo stelde hij aan zijn meerdere voor, als represaille op de dodelijke aanslag op SS-Sturmscharführer (sergeant-majoor) Ernst Wehner, om de 15 arrestanten van deze acties niet door een vuurpeloton maar door middel van een nekschot te laten executeren, hetgeen Dettmann effectiever vond gezien zijn eerder opgedane ervaring met dit soort executiemethode’s in Polen. Daarnaast had Dettmann zich als vrijwilliger voor de uitvoering van deze executies, op 16 juli 1944 in de Duinen van Overveen, aangeboden.

Dettmann had een leidende functie binnen de afdeling Judenreferat (joodse afdeling) IVB4 van de Gestapo in Amsterdam, de Nederlandse afdeling van de gelijknamige afdeling van het Reichssicherheitshauptambt (Rijksveiligheidshoofdkantoor) in Berlijn. In de Aussenstelle Amsterdam des Befehlshabers der Sicherheitspolizei und des Sicherheitsdienst (Bijkantoor van de veiligheidspolitie en veiligheidsdienst in Amsterdam) zou Dettmann, vermoedelijk in de ochtend van 4 augustus 1944, een telefonische tip hebben gekregen over Joodse onderduikers op de Prinsengracht 263. Daaropvolgend zou Dettmann zijn ondergeschikte, SS-Hauptscharführer (sergeant-majoor) Karl Josef Silberbauer, de opdracht hebben gegeven voor de inval op het vermeende onderduikadres. Dit laatste leidde o.a. naar de arrestatie van acht Joodse onderduikers waaronder Anne Frank, een toen nog “onbekend” Joods meisje…

Beneden een Radio-Oranje uitzending en het Oranje-Bulletin no. 19, van zaterdag 28 oktober 1944. Gepubliceerd naar aanleiding van de moordpartijen door de Gestapo zoals die in de nacht 23 op 24 oktober 1944, als represaille op de dodelijke aanslag eerder die dag op een medewerker van de Sicherheitsdienst, Herbert Gottlob Felix Oelschlägel.

.

.

Hoewel de Duitse bezetter op 5 mei 1945 had gecapituleerd, vielen tijdens de bevrijdingsfeesten van 7 mei rondom ‘de Dam’ in Amsterdam doden en gewonden toen gewapende Duitse militairen het vuur opende op de menigte die op dat moment de bevrijders zouden verwelkomen. Na de bevrijding volgden in Amsterdam massale arrestaties van mensen in Duitse krijgs- en bestuursdienst, collaborateurs en ieder ander die verdacht werd de bezetter behulpzaam te zijn geweest.

Op 11 mei 1945 werd Julius Dettmann gearresteerd en bleef hij onder nummer ‘C 29’ krijgsgevangen in het “Huis van Bewaring II” aan de Havenstraat 6 in Amsterdam totdat hij zich op 51-jarige leeftijd, op 25 juli 1945 omstreeks 04.00 uur in de morgen, van het leven beroofde door ophanging in zijn cel. Door sommigen werd verondersteld dat de zelfdoding door ophanging in scene was gezet om de mogelijk moord op de zo gehate SS’er te verdoezelen maar dit laatste werd nooit bewezen.

Julius Dettmann Oranje-Bulletin

Door zijn zelfdoding kon Julius Dettmann over de eerder vermelde inval in het achterhuis van de Prinsengracht 263 nooit verhoord worden. Het antwoord op de vraag “wie heeft de onderduikers verraden” zou derhalve misschien voor altijd onbeantwoord blijven. (*hierover beneden meer)

Op 31 juli 1945, omstreeks 08:42 uur, werd Dettmann begraven op de Noorderbegraafplaats in Amsterdam (klasse 5, vak 10, regel X, graf 3). Elf jaar later, 17 augustus 1956, werden de stoffelijke resten door de gravendienst van het regiment intendancetroepen van de Koninklijke Landmacht opgegraven en overgebracht naar de laatste rustplaats op de Duitse militaire begraafplaats in Ysselsteyn (L) en herbegraven op 30 augustus 1956 (vak AJ, rij 10, graf 228).

Julius Dettmann Exhumation
Julius Dettmann Grave

.

Echtgenote Gertrud en zoon Frank Julius verhuizen na de oorlog, op 23 april 1946, naar Recklinghausen en ze betrekken daar een woning aan de Königstraße 20. Toen de Britten in 1946 de deelstaat Noordrijn-Westfalen stichtten werd Frank Julius ingeschreven als stagiair bij een mijnbouwinstantie van deze deelstaat voor een opleiding tot specialist in ontmijning. Op 1 januari 1949 verhuisd Frank Julius naar Schaalby in de Duitse deelstaat Sleeswijk-Holstein waar hij als Dolmetscher (tolk) werkzaam is. Volgens het inschrijvingsregister van de gemeente Schaalby heeft Frank Julius Dettmann zich op 12 mei 1953 laten uitschrijven en vertrekt hij naar Hollingstedt in de deelstaat Sleeswijk-Holstein, hij eindigde zijn carrière als schoolhoofd van een middelbare school.

Op 8 september 1964 overleed Gertrud Dettmann in Recklinghausen, ze werd begraven op 10 september 1964 om 11.00 uur op de centrale begraafplaats Hillerheide in Recklinghausen in een rijgraf (rij 8, graf 5, voor volwassenen). Frank Julius Dettmann overleed op 13 juli 1996 in Hollingstedt, zijn urn werd op 22 september 1996 bijgezet op de begraafplaats Hollingstedt van de Ev.-Luth. Kerkgemeente Hollingstedt (veld/rij E07, grafnummer 11). Op 11 oktober 2012 werd de urn van zijn echtgenote, Helga Maria Dettmann (*27 november 1920 †22 september 2012) in hetzelfde graf bijgezet.

Update: Gedurende het onderzoek heb ik contact kunnen leggen met de nabestaanden van Julius Dettmann. Hoewel de nabestaanden niet volledig op de hoogte waren van bepaalde aspecten van zijn vooroorlogse- en oorlogse werk, werd mij toch een kopie van de getypte autobiografie van Frank Julius Dettmann (zoon van..) toevertrouwd om zo een enigszins gebalanceerd verhaal te brengen. Frank Julius Dettmann was hoofd van een middelbare school en schreef het als gepensioneerde.

Aan de Rijn, aan de Rijn, aan de mooie Rijn

De tijd van mijn jeugd, waaraan ik de sterkste herinneringen heb, bracht ik door in Koblenz aan de Rijn.

Mijn vader was overgeplaatst als gevolg van zijn werk als grenspolitieagent in Serrig. Zijn vroegere baas in Trier was nu belast met het opzetten van een nieuw kantoor in Koblenz en herinnerde zich zijn vroegere collega Dettmann.

In die tijd werd de Geheime Staatspolitie opgericht, de politieke politiemacht die zo’n roemloze rol zou spelen in de geschiedenis van onze natie. Voor mijn vader was dit, voor zover ik als jongen wist, een goede gelegenheid om meer te verdienen en promotie te maken.

Mijn vader was achter in de dertig, de jaren waarin een man begint na te denken over zijn toekomstig leven, zijn carrièrevooruitzichten, en op de leeftijd waarop men doorgaans probeert vooruit te komen en zijn levenskwaliteit te verbeteren voor zover men die zelf kan beïnvloeden.

Ik weet uit verhalen dat vader opgroeide als jongste van vier kinderen. Het leeftijdsverschil met zijn oudste zus was bijna 10 jaar, met zijn jongste nog vijf. Hij was dus de jongste en als zodanig waarschijnlijk erg verwend. Zijn moeder was 35 jaar oud toen hij werd geboren, zijn vader vijf jaar ouder. Het is dus begrijpelijk dat zijn twee zussen veel voor hem zorgden en altijd over hem spraken als “onze Julemann”.

Hij ging naar de lagere school, leerde voor koopman en werd opgeroepen voor het leger. Hij diende bij de artillerie, en ik herinner me nog foto’s van hem te paard.

Hij nam deel aan de Eerste Wereldoorlog van begin tot eind, toen hij nog maar twintig jaar oud was. Hij was een agent, wat waarschijnlijk zoiets is als een sergeant. Hij sprak nooit over zijn oorlogservaringen. Hij werd gedecoreerd met het IJzeren Kruis, voor zover ik weet was hij niet gewond en was hij geen krijgsgevangene.

Na de oorlog moet hij hebben gesolliciteerd naar een baan bij de politie, of in ieder geval ging hij naar de politieschool in Sensburg in Oost-Pruisen. Zijn professionele standplaatsen waren Königsberg/Pr., Serrig, Solingen, Koblenz, Posen, Bielefeld en Nederland. Eerst diende hij bij de grenspolitie, daarna bij de recherche, en van 1934 tot zijn zelfmoord in 1945 was hij bij de Gestapo, ten slotte als strafrechtelijk inspecteur.

Ik herinner me hem als een hartelijk, zeer consequent persoon die zijn innerlijk niet liet zien, die na zijn storm- en stressperiode een familieman was, die opging in zijn gezin, die hield van huiselijke gezelligheid en lekker eten, die matig rookte – sigaren en af en toe een pijp – en slechts zeer zelden en dan nog met mate alcohol gebruikte. Ik ken maar één keer dat ik hem dronken zag – en toen was hij nog geruster dan hij al was.

Hij was waarschijnlijk met veel liefde aan zijn jongen gehecht en ik weet van mijn moeder dat hij zich erop verheugde ooit een schoondochter en kleinkinderen te hebben. Zijn vroegtijdige dood vervulde deze wens niet.

Een van zijn favoriete bezigheden was lezen. Comfortabel zittend in een fauteuil thuis, in onze Serriger tijd zelfs de kat zittend op zijn schouder, een boek voor zijn neus, zo herinner ik me hem. Hij had geen enkel talent voor handwerk. Hij kon alleen een spijker in de muur slaan als hij zijn duim boven de spijkerkop als doel hield.

Hij was lang en, in overeenstemming met zijn voorliefde voor lekker eten, nogal mollig. Met een lengte van ongeveer 178 cm was 200 pond niet te overzien. Pas later, toen hij de veertig was gepasseerd, werd hij slanker dankzij zijn gezondheidsbewuste vrouw en de algemene trend om te sporten, wat hij actief deed – atletiek, zwemmen, fietsen.

Hij had sowieso een ader voor sport, had als jongeman actief gevoetbald en trad op als scheidsrechter. Halverwege de veertig voldeed hij aan de eisen voor de Gouden Sportpenning, en die waren toen strenger dan nu. Brons werd toegekend vanaf 18 jaar, zilver vanaf 32 jaar en goud vanaf 40 jaar. Het was een hele prestatie om na een onderbreking van tien jaar op veertigjarige leeftijd opnieuw te beginnen en aan dezelfde voorwaarden te voldoen als een achttienjarige!

Televisie was toen nog onbekend. De radio werd pas echt populair. Ik herinner me dat we onze eerste radio thuis kregen in Solingen of zelfs in Koblenz. Men sprak over televisie, maar niemand wist ervan, en mijn vader was niet technisch onderlegd. Hij zei altijd dat hij de transmissie van radiogolven en de ontvangst ervan nog enigszins kon begrijpen, maar hij kon zich niet voorstellen hoe bewegende beelden over lange afstanden konden worden getransporteerd.

Ik kan niets zeggen over het politieke standpunt van mijn vader. Ten eerste was ik te jong om over politiek na te denken tot het begin van de nazitijd, en ten tweede heb ik de indruk dat er – althans in mijn ouderlijk huis – weinig over politiek werd gesproken.

Ik weet dat mijn vader relatief laat lid werd van de NSDAP (Nationaal Socialistische Duitse Arbeiderspartij), rond 1939, aan het begin van de oorlog. Als ambtenaar en lid van de politieke politie kon hij zich er niet meer tegen verzetten. Hij kreeg zijn uniform als SS-leider veel later, toen hij naar Posen werd gestuurd. De oorlog was al begonnen. Bij wet werden de politie en de SS in het gareel gebracht. De Reichsführer SS (Heinrich Himmler) werd tegelijkertijd “Hoofd van de Duitse Politie”.

Zo werd mijn vader, die ik het best zou kunnen omschrijven als politiek abstinent, lid van twee zeer avontuurlijke instellingen uit het nazi-tijdperk, die beide na de oorlog door de geallieerden als crimineel werden aangemerkt: de Gestapo en de SS.

Dat klinkt allemaal vreselijk, want wie lid is van een criminele organisatie moet logischerwijs een crimineel zijn en wie zegt graag dat hij de zoon van een crimineel is?

Natuurlijk is dit allemaal een kwestie van interpretatie. In de loop der tijd hebben juristen en politici de term criminele organisatie geïnterpreteerd als de instelling en niet noodzakelijkerwijs alle leden ervan. Anders zou Duitsland in 1945 tenminste voor een groot deel uit criminelen hebben bestaan.

Maar historische waarheid maakt deel uit van retrospectie. Mensen die na de oorlog geboren zijn, kunnen sowieso geen waardeoordeel vellen, want zonder de kennis die voortkomt uit de ervaring van die tijd, spreekt men als “de blinde man van de verf”. 37 jaar na de ark van deze verschrikkelijke tijd weten degenen die nog leven dat het aanwijzen van schuldigen alleen subjectief kan zijn, en dat de Duitsers uit het nazi-tijdperk als geheel niet slechter of beter waren dan de mensen voor of na hen. Hoe moeilijk het is om iemands innerlijke houding te beoordelen, blijkt tegenwoordig uit het onderzoek van gewetensbezwaarden.

Ik hield van mijn vader, ik respecteerde hem en ik eer zijn nagedachtenis, omdat ik weet dat hij niets slechts heeft gedaan.

Ik heb veel van hem geërfd, niet alleen zijn grootheid, maar ook zijn weinig getrainde handvaardigheid, een zekere aspiratie, een gezond gevoel voor huishouding en misschien ook een beetje realisme.

Update, Autobiografie Frank Julius Dettmann

.
*Verrast door het recent gepubliceerde vijfjarig onderzoek van een internationaal coldcaseteam naar het verraad van Anne Frank en de zeven andere onderduikers in het Achterhuis besloot ik, alvorens de publicatie van dit artikel, contact op te nemen met het betreffende coldcaseteam (bestaande uit politiemensen, historici en andere specialisten) met de vraag of er ook uitvoerig onderzoek was gedaan naar Julius Dettmann of zijn nabestaanden.

Via de Hoofdonderzoeker, Pieter van Twisk, kreeg ik onderstaande reactie toegestuurd.

“The familie of Julius Dettmann was not approached. The reason why we did not pursue this lead was simple: Dettmann never returned to Germany and committed suicide (or was killed) on the 25th of June 1945 while in prison. At that time the Anne Frank arrest was just another arrest among many. We do not think that he had time, opportunity nor the motive to send files home or talk to relatives about this case.”

(De familie van Julius Dettmann werd niet benaderd. De reden waarom we dit spoor niet volgden was simpel: Dettmann keerde nooit terug naar Duitsland en pleegde zelfmoord (of werd vermoord) op 25 juni 1945 toen hij in de gevangenis zat. Op dat moment was de arrestatie van Anne Frank slechts een van de vele arrestaties. Wij denken niet dat hij tijd, gelegenheid of het motief had om dossiers naar huis te sturen of met familieleden over deze zaak te praten.)

Uit bovenstaand duidelijk maar tegenlijk ook verontrustend antwoord van het coldcaseteam dat haar onderzoek heeft afgerond zonder verder historisch onderzoek te doen naar één van de mogelijke hoofdpersonen, dit enkel en alleen door de denktrant van het coldcaseteam dat Dettmann geen tijd, gelegenheid of het motief had om dossiers naar huis of elders te sturen, blijkt mijn inziens dat er nog meer historisch onderzoek nodig is. Het coldcaseteam baseert haar theorie voornamelijk op een afschrift van een anoniem briefje dat de vader van Anne Frank in 1945 zou hebben ontvangen.

Het samengesteld dossier van Julius Dettmann, met een veelvoud aan documenten en foto’s (op deze pagina niet gepubliceerd) is bij de auteur voor inzage beschikbaar.

Vond u dit artikel interessant? Wellicht is ons artikel over Samuel van der Hoeden, de tandarts van Anne Frank, die tijdens de Tweede Wereldoorlog onderdook in de gemeente Deurne en daar de oorlog overleefde voor u dan ook interessant om te lezen. Bezoek dit artikel via onderstaande link !

Met uw steun kunnen we nog meer historisch onderzoek verrichten en u voorzien van overige informatieve en interessante artikelen !