Volkstrauertag (dodenherdenking) is een nationale herdenkingsdag in Duitsland en behoort tot de zogenaamde stille dagen. Sinds 1952 wordt het twee zondagen voor de eerste zondag van de Advent gevierd en herdenkt het de oorlogsslachtoffers en slachtoffers van tirannie van alle naties.

De Volkstrauertag werd in 1919 voorgesteld door de Volksbund Deutsche Kriegsgräberfürsorge (Duitse Oorlogsgravencommissie) als een herdenkingsdag voor de gesneuvelde Duitse soldaten van de Eerste Wereldoorlog. Op 5 maart 1922 vond het eerste herdenkingsuur plaats in de Reichstag. Volkstrauertag werd voor het eerst gevierd op 1 maart 1925, in 1926 werd besloten dat Dodenherdenking regelmatig op Dodenherdenkingszondag (de vijfde zondag voor Pasen) zou worden gevierd. Overal werden herdenkingen gehouden voor de Duitse gesneuvelden van de Eerste Wereldoorlog.

Op 9 november 1930 riep de NSDAP in de deelstaat Hessen op tot een “Dag van rouw voor onze gesneuvelden”. Dit was natuurlijk in de eerste plaats bedoeld voor de slachtoffers van de neergeslagen Hitlers putsch van 9 november 1923.

Na de dood van rijkspresident Paul von Hindenburg op 2 augustus 1934 namen de nationaal-socialisten de Volkstrauertag over en stelden deze in als een feestdag op de tweede zondag van de vastentijd. Door rechtstreeks ingrijpen van de voorzitter van de Volksbund, Siegfried Emmo Eulen, bij propagandaminister Joseph Goebbels, werd de Volkstrauertag in 1934 omgedoopt tot Heldengedenktag en veranderde het karakter ervan volledig. De nadruk moest niet langer liggen op het herdenken van de doden, maar op heldenverering. De verantwoordelijken waren de Wehrmacht en de NSDAP. De vlaggen werden niet langer halfstok gehesen, zoals voorheen, maar volstok. Goebbels gaf de richtlijnen voor inhoud en uitvoering. Het propaganda-effect van de dag werd zo hoog gewaardeerd dat alle beslissende stappen in de voorbereiding op de oorlog tot en met 1939 werden geplaatst op een datum in de onmiddellijke nabijheid van Heldenherdenkingsdag.

Na het einde van de Tweede Wereldoorlog ontstond in 1946 in de drie westelijke bezettingszones een discussie over de invoering en de datum van een nationale dag van rouw. In 1950 vond de eerste centrale bijeenkomst van de Duitse Oorlogsgravencommissie plaats in de Bondsdag in Bonn. De centrale kransleggingsceremonie voor Volkstrauertag vond plaats van 1951 tot 1963 op de Noorderbegraafplaats van Bonn, van 1964 tot 1968 met ere-formaties van de Duitse strijdkrachten bij de toenmalige Gedenkstätte der Bundesrepublik Deutschland op de Hofgarten, en daarna weer op de Noorderbegraafplaats.

In het begin van de jaren vijftig leek er een akkoord te komen om de Volkstrauertag te verplaatsen naar het einde van het kerkelijk jaar, naar de voorlaatste zondag vóór de eerste Advent; deze tijd staat theologisch in het teken van de thema’s dood, tijd en eeuwigheid. Daartoe werden vanaf 1952 in de deelstaten van de Bondsrepubliek Duitsland wetten inzake feestdagen uitgevaardigd. Aangezien de Volkstrauertag echter altijd op een zondag valt, is het in geen enkele deelstaat een officiële feestdag. In sommige Länder (deelstaten van Duitsland) wordt het een herdenkings- en rouwdag genoemd. In de meeste federale staten wordt de Volkstrauertag slechts genoemd als een dag die moet worden beschermd, zonder dat in detail wordt getreden over de inhoud ervan. Uitzonderingen zijn Hessen, dat de Volkstrauertag aanwijst als herdenkingsdag voor de slachtoffers van het nationaal-socialisme en de gesneuvelden van beide wereldoorlogen, en Hamburg, dat de senaat gemachtigd heeft “één dag van het jaar aan te wijzen als herdenkingsdag voor de slachtoffers van het nationaal-socialisme en de gesneuvelden van beide wereldoorlogen”.
Boven: Kranslegging te Ysselsteyn in november 1952 door leden van het HIAG (afdeling Köln), Hilfsgemeinschaft auf Gegenseitigkeit der Angehörigen der ehemaligen Waffen-SS (Vereniging voor wederzijdse hulp van de leden van de voormalige Waffen-SS).

Opperrabijn
Sinds het begin van de jaren negentig hebben de nieuwe deelstaten de Volkstrauertag in hun feestdagwetten beschermd zonder de inhoud ervan nader te specificeren. Ook op de Duitse militaire begraafplaats in Ysselsteyn (L) vind jaarlijks de herdenkingsplechtigheid plaats tijdens Volkstrauertag, vanwege de coronapandemie werd de herdenkingsplechtigheid voor 2020 afgelast maar in 2021 weer voortgezet, nu echter in besloten bijeenkomst.

Na het begroetingswoord van Dr. Cyrill Nunn (Ambassadeur van de Bondsrepubliek Duitsland in Den Haag) spraken de heren Piet Hein Donner (president van de oorlogsgravenstichting), Lucas Winants (burgemeester van de gemeente Venray), Thomas Kutschaty (voorzitter van de Volksbund Deutsche Kriegsgräberfürsorge e.V. Landesverband Nordrhein-Westfalen), René Maessen (vicaris-generaal van het bisdom Roermond) en Binyomin Jacobs (Opperrabbijn) enkele gedenkwoorden. Aangevuld met muziek door de blazersgroep van de Karl Kisters Realschule uit Kleve-Kellen en mezzosopraan Emma Brown.

De herdenkingsplechtigheid van 2021 was bijzonder te noemen aangezien er kritiek was geuit over Opperrabbijn Binyomin Jacobs die de begraafplaats een jaar eerder nog als volgt omschreef “Die dodenakker in Ysselsteyn is een verzamelbak van SS-tuig, Nederlandse SD-ers en collaborateurs.” De Opperrabbijn was zichtbaar geëmotioneerd tijdens zijn toespraak waarin hij duidelijk maakte dat hij de mensen, die zijn familie hebben vermoord, niet kan vergeven.

Rechts: Opperrabbijn Binyomin Jacobs tijdens zijn toespraak.