In het boek “Oorlog over Neerkant 1939-1945”, geschreven door Tjeu Sonnemans en ons toegestuurd door Richard Schoutissen, staat het volgende verhaal.
Het opruimen van mijnen
Intussen liggen delen van Neerkant nog steeds bezaaid met mijnen en ander oorlogstuig. Met geweren en bijbehorende munitie, granaten en dergelijke weten de meeste mensen wel raad. Op een hoek van het land wordt een diep gat gespit en alles wat er in de buurt ligt, gaat er in. De mijnen is natuurlijk een ander verhaal, die kun je niet zo maar oppakken en in een kuil kieperen. Daar komen specialisten aan te pas.
Jean Dirven uit Bavel en Harrie de Bruin uit Deurne zijn zulke lui. Ze hebben dienst genomen in het Nederlandse leger en krijgen in Knokke in België een gedegen opleiding van de Brit- ten in het ruimen van explosieven. Daar is een compleet dorp gebouwd en daarin zijn alle smerige trucjes verwerkt die de ruimers later in de praktijk kunnen tegenkomen. Bij het maken van een fout tijdens de opleiding gaan er natuurlijk geen echte mijn af, maar bijvoorbeeld een rook- of traangasgranaat. Het is slechts een waarschuwing dat het nu einde oefening geweest zou zijn. Zij, Jean Dirven, Harrie de Bruin en een zekere Postma uit Drachten, krijgen-na de opleiding te horen dat men in Deurne op hen zit te wachten.
Op 4 mei 1945 worden ze midden op de Markt afgezet met de mededeling dat ze het verder zelf maar uit moeten zoeken. Jean, de commandant van het clubje, meldt zich bij burgemeester Lambooy. Ze krijgen als plaats van inkwartiering het huis van de weduwe Van Goch in de Martinetstraat toegewezen.Dematerialen die ze nodig hebben, kunnen ze halen bij de Britten op het vliegveldje tussen Helmond en Deurne. De burgemeester is al eerder op de hoogte van hun komst. want op I mei heeft hij een vergadering belegd in café Franssen (N61) in Neerkant voor alle mannelijke personen die belang hebben bij of geïnteresseerd zijn in het opruimen van mijnen en projectielen. Het is niet bekend wat de burgemeester met die bijeenkomst wil bereiken. Wil hij weten waar de mijnen liggen en wie er veel last van heeft, of zoekt hij naar vrijwilligers om opgeleid te worden als mijnenruimer? Het is ook niet bekend of er veel mensen op die bijeenkomst aanwezig zijn geweest.
Jean en zijn assistenten beginnen met een oproep in de krant van het Militair Gezag voor burgerpersoneel, dat wil helpen bij het opruimen van mijnen. Dat moet wel ,want ze zijn maar met zijn drieèn en er blijken in de gemeente zoveel mijnen te liggen dat ze die onmogelijk alleen aan kunnen. Bovendien rui.men ze ook in Griendtsveen. De kandidaten wordt een vergoeding van f 56,00 per week in het vooruitzicht gesteld. Voor die tijd is dat een zeer hoge beloning. Er melden zich zo’n 25 tot 30 man. De theorielessen worden gegeven in café “De Voorstad” tussen Liessel en Neerkant. Er worden oefenveldjes aangelegd en de praktijklessen kunnen beginnen. Er worden mijnen gebruikt die wel voorzien zijn van een ontstekingsmechanisme, maar waar geen slaghoedje in zit en die dus ongevaarlijk zijn. Een sissen geeft aan dat er een fout gemaakt is en dat zou bij het ruimen van een echt veld je dood en waarschijnliik< ook die van een stel collega’s.zijn geweest. De meeste jongens zijn van goede wil, maar ze zijn gewend met grof gereedschap zoals een schop of riek om te gaan. Ze beheersen niet de fijnheid van handelen die nodig is om een mijn zonder ongelukken op te graven en onschadelijk te maken. Het gesis is dan ook niet van de lucht. Op het einde van de opleiding blijven er vijf over, ze komen allemaal uit Liessel.
Ongeval met S-mijnen
Op 19 meimei 1945 zijn ze aan het werk in Helenaveen op het punt waar de Lagebrugweg en de Oude Peelstraat bij elkaar komen. Ze vormden toen een veel scherpere hoek dan nu, omdat men vanwege de verkeersveiligheid de Lagebrugweg zo verlegd heeft, dat er een hoek van 90 graden is ontstaan. Jean heeft van tevoren de plek in ogenschouw genomen. Je moet je daarbij proberen te verplaatsen in de gedachtegang van de vijand. In de hoek van de twee straten ligt een grote kuil. Als de Engelsen komen, verwachten de Duitsers hen of vanuit Liessel of Neerkant. Natuurlijk wordt deze splitsing verdedigd. En wat doen de aanvallers als ze onder vuur genomen worden? Juist, ze duiken meteen in die kuil. Dus daar zouden wel eens mijnen kunnen liggen. Het ligt er inderdaad vol met S-mijnen. Dat zijn houten potjes met allerlei ijzerafval erin. Ze werken in onze streek niet met mijndetectors, want door de vele beschietingen bij de bevrijding zijn er zoveel granaatscherven in de grond ge- komen, dat de apparaten constant zouden piepen. Er wordt met prikkers gewerkt, die geleverd zijn door smid Tics van Griendtsveen uit de Molenstraat in Deurne. Ze ruimen in die kuil tientallen mijnen. In de berm van de Lagebrugweg liggen ook S-mijnen, die door Frans van den Eijnden uit Liessel en korporaal Postma uit Drachten in Friesland, geruimd zullen worden.
Frans heeft verkering met Nettie Gorissen uit Meijel en ze staan op het punt te trouwen. Ofschoon hen is ingeprent altijd voor de volle 100% bij het werk te zijn,laten ze elkaar foto’s zien, zo vertellen de andere jongens die er dichtbij zijn later. Eentje heeft er misschien een S-mijn met zijn prikker aangeraakt waarop die afgaat. Zo’n mijn komt uit de grond tot ongeveer borsthoogte en explodeert dan. Frans en Postma worden vol- ledig onthoofd. Iemand haalt de pastoor erbij die Frans van den Eijnden de laatste sacramenten toedient. Hij weigert dit ook te doen bij Postma, omdat die niet katholiek is. Jean ontsteekt daarop in hevige woede, maar ook dat helpt niet. Frans wordt naar Liessel gebracht. Jean organiseert voor Postma een metalen kist en brengt het lichaam op een vrachtwagentje naar Friesland. Dat is een goede drie weken na de bevrijding van Nederland boven de rivieren geen sinecure. Dat gebeurt in twee etappes. De eerste dag tot in Deventer en de tweede dag naar Drachten. In Drachten staan de familie en de dominee op hem te wachten. De moeder gaat vreselijk tekeer tegen Jean. Het blijkt nu, dat Postma bij de aanmelding zijn leefti.1d verkeerd opgegeven heeft. Maar daar heeft Jean niets mee te maken. Postma heeft beweerd l8 jaar te zijn, maar hij is pas 16. De ouders van Frans in Liessel reageren totaal anders. Jean wordt uit- genodigd om te komen praten. Hij wordt er vriendelijk ontvangen en bij het afscheid krijgt hij een geit mee voor het vlees, dat dan in de steden nog zeer schaars is. Het beestje geeft hij aan de jongste zoon van zijn gastgezin in Deurne, Wim van Goch, die er nog lang mee gespeeld heeft.
Inzet van SS’ers
Er liggen zoveel mijnen in de Peel, dat ze met hun klein groepje nog jaren nodig zullen hebben om die te ruimen. In Vught zitten in het voormalige concentratiekamp Nederlandse SS’ers. Er worden daar vrijwilligers gevraagd voor het gevaarlijke werk in de Peel. Er is animo genoeg en na een aarzelend begin werken er op een gegeven moment zo’n 50 SS’ers bij Jean. Uiteraard krijgen die lui een opleiding en daarna worden ze iedere dag op vrachtwagens van Vught naar Deurne gebracht, waar ze overgegeven worden aan Jean. Over de bewakers van het kamp Vught heeftJean geen goed woord over. Het is een stelletje sa, disten dat er een genoegen in schept de gevangenen te treiteren, ja zelfs te slaan. Jean en Harrie zijn dat zo beu, dat ze die bewakers voortaan niet meer mee willen naar de mijnenvelden en dat ze de volle verantwoordelijkheid op zich nemen. Ze komen erachter dat die beulen hun gevangenen op de terugreis ’s avonds in Helmond op de Markt van de wagens halen en ze tot vermaak van de toeschouwers over het plein laten huppelen en andere gymnastische oefeningen laten doen. Daarbij zijn lang niet alle SS’ers ook misdadigers. Jean herinnert zich dat er eentje bij was die als vrijwilliger is gaan werken bij; Organisation Todt, een Duitse organisatie die o.a. de Atlantik Wall bouwde. Hij had gehoopt op die manier in Frankrijk re kunnen gaan werken om dan bij een gunstige gelegenheid via Spanje naar Engeland te ontsnappen. Dat lukte niet en bij zijn terug- keer in Nederland werd hij in kamp Vught gestopt. Bij een andere gevangene hebben de bewakers eens geprobeerd hoeveel tanden ze hem met een klap uit de mond kunnen slaan. Volgens Jean zijn die bewakers laffe donders die niet veel onder- doen voor hun collega’s in de Duitse concentratiekampen. Met de SS’ers worden goede afspraken gemaakt; doet iemand een vluchtpoging, dan wordt alles weer teruggedraaid, geen extra eten en weer bewaking door het personeel uit Vught.
Op een dag gaat het geweer van een van de bewakers bij Van Goch voor het huis af. De kogel ketst op de straatstenen en een splinter treft mevrouw Van Goch in de buik en zoon Jo krijgt ook iets in zijn been. Dokter De Jong is chirurg in de zieken, huizen van Deurne en Venray en natuurlijk is hij op dat moment in Venray. Met een vrachtwagen gaat men hem halen. De weg is een en al kuil en de reis is de dokter zo slecht bevallen, dat hij voor de terugtocht een ander vervoermiddel kiest.
De SS’ers krijgen in het kamp meer slaag dan eren. Het komt zelfs voor dat er tijdens het werk twee flauwvallen. Jean hoort dat ze ’s morgens een stukje brood krijgen en daar moeten ze het de hele dag mee doen. Ze v.allen dus flauw van de honger. Jean weet de burgemeester van Deurne ervan te overtuigen, dat hij met die mannen zo niet kan werken, want als er iemand op het verkeerde ogenblik op een mijn valt, kunnen er meerdere ruimers sterven. Voortaan kanJean op kosten van de gemeente voor iedere ruimer een half brood halen bij bakker Schiks in de Stationsstraat. Als er bij een boer geruimd wordt, krijgen ze vaak nog wat aardappelen extra. Die worden op een brander gaar gekookt en voor die mannen is het een lekkernij. Ook ge- beurt het dat de boerin de aardappelen in een grote ketel kookt. Zo krijgt ook deze groep mensen een menswaardiger leven.
Nog meer ongelukken
Ook in Neerkant zijn ze druk bezig geweest en de meeste oudere mensen herinneren zich die krijgsgevangenen gedeeltelijk in een boevenpak heel goed. Normaal werken ze twee aan twee naast elkaar en het volgende paar volgt op een afstand van een meter of tien. Er wordt op toegezien dat er overlappend geprikt wordt. Achter het huis van Sjaak Mennen (NI0S) wordt even de veiligheid uit het oog verloren en dan staan ze met een groepje te dicht bij elkaar. Ze zouden van plan zijn geweest fruit van de fruitbomen te plukken en daarbij wordt op een mijn getrapt. Drie SS’ers worden hierbij gedood en soldaat Schutte, collega vanJean en Harrie, raakt gewond. Op het eer- ste gezicht is het alsof hem niets mankeert, hij loopt nog een paar passen, zegt nog iets en valt dood neer. Hij heeft een klein wondje midden op zijn borst. Het scherfje heeft zijn hart geraakt. In hetzelfde gebied hebben ze reuze geluk gehad. Eén van de gevangenen komt naarJean toegelopen en trapt daarbij op een S-mijn. Jean roept: “Dekking!” maar vergeet dat zelf te doen. De mijn komt wel uit de grond omhoog, maar gaat niet af. Dat mag gerust een wonder genoemd worden.
De mannen werken heel secuur, want ze weten dat ze na afloop het veld moeten “aftrappen”. Ze moeten in een rij naast elkaar gaan staan en de armen bij elkaar inhaken, zodat ze dicht tegen elkaar aan lopen. Zo wordt er enkele malen in diverse richtingen over het veld gelopen. De voeten worden daarbij hoog op- getild en met een klap neergezet. Het wordt gedaan ter controle natuurlijk, maar vooral om de boeren te bewijzen dat alle mijnen weg zijn en ze tT]let een gerust hart aan het werk kunnen gaan. Gevonden mijnen en ander spul worden soms in de buurt, maar veelal als het om grotere partijen gaat, tussen Deurne en Liessel op de Galgenberg in de bossen tot ontploffing gebracht. Daar liggen de huizen wat verder weg, zodat het gevaar voor het aanrichten van schade niet zo groot is. Ook op het stukje hei aan de Scheper Jannebaan heeft men mijnen laten springen. De groep heeft in de Peel geruimd tot november 1945. (Kijk ook op www.oorlogsslachtoffers.nl)
Noot van de redactie
Naar aanleiding van het verhaal van het ruimen van land- mijnen te Helenaveen waarbij op 29 mei 1945 Frans van den Eijnden en korporaal Postma om het leven kwamen, heeft de redactie het mijnenveld archief van de EODD geraadpleegd. Na het lezen van de leg- en ruimrapporten blijkt opnieuw dat het ruimen van oorlogstuig in die tijd een moeilijke en gevaarlijke bezigheid was.
De mijnen aldaar zijn op 2l november L944 gelegd door het Regt.Pi.Zug van Duitse Regiment Hübner, en wel op vier plaatsen. Op de bewuste locatie zijn achter de splitsing volgens het legrapport 69 S-Minen in Streueinsatz gelegd en 3 R-Minen (Riegelminen) op de weg naar Neerkant.
Er is alleen wat verschil in aanduiding van het soort land- mijnen. De ene keer praat men over S-Minen (mortiermijnen) en de andere keer over Schu-Minen. Maar de aanduiding S-Minen wordt schijnbaar ook gebruikt als aanduiding voor de Schu-Minen.
In het ruimrapport dat is opgemaakt door de tlnt AJ. Polak van No.I Netherlands Mine Lifting and Bomb Disposal Coy. wordt aangegeven dat men drie dagen bezig is geweest met het ruimen, en wel door 5 burgers en 2 militairen van de Bomb Disposal Coy. De data zijn 18, 19 en23 c.q.29 mei l945. Het laatste getal is onduidelijk te lezen, maar gezien de sterfdatum van de twee mijnenruimers moet het 29 mei 1945 zijn.
Men heeft op de bewuste locatie 2 R-Minen, 48 Schu- Minen en 2 T:Minen 35 (Tellerminen, model 35) geruimd. Verder wordt in het rapport in gebrekkig Engels het volgende vermeld:
I Ri.M blown up by others.
1 S.Mine hilled a corporal and a civilian.
At least 6 British soldiers and 2 civilians got an accident.
About 10 Shumines are threwn off with stones by the farmers.
The rest is cleared by a Dutch policeman in winter ’44.
Er is op 25 oktober 1945 door Duitse krijgsgevangenen van l./PiBtl.346 onder Nederlandse bewaking van II-8 R.I een nacontrole uitgevoerd. Er is toen niets meer aangetroffen.